Een goede interface voelt vanzelfsprekend. Je vindt de juiste knop zonder zoeken en begrijpt in één oogopslag wat er gebeurt. Dat komt niet door toeval, maar door heldere keuzes die je consequent volhoudt. Met de tips hieronder maak je je ontwerp rustiger, sneller te begrijpen en prettiger om te gebruiken.
Basis: doelen, context en consistentie
Bepaal per scherm één hoofddoel. Wat moet de gebruiker hier kunnen afronden, en welke twijfel wil je wegnemen? Leg vervolgens je ontwerpregels vast: grid, afstanden, iconenset en knoppenstijlen. Dat is de kern van goed ui design in de praktijk. Schrijf ook je tekstprincipes op: korte zinnen, één belofte per alinea, duidelijke foutmeldingen. Werk je in een team? Maak een klein stijldocument en deel componenten in een bibliotheek. Zo blijft de ervaring herkenbaar, ook als meerdere mensen aan dezelfde app of site werken.
Structuur en hiërarchie die gidsen
Gebruikers scannen in patronen. Help daarbij met een rustige opbouw van H1, H2 en tussenkopjes, en met logische groepering van velden. Zet het belangrijkste element bovenaan en gebruik witruimte als ademruimte. Een kaart met titel, korte toelichting en één duidelijke actie werkt vaak beter dan drie losse knoppen. Zorg dat navigatie voorspelbaar is: primaire actie rechtsbeneden of rechtsboven, secundaire acties ernaast. Breadcrumbs en terugknoppen geven houvast als de weg langer wordt. Vraag je telkens af: ziet iemand in twee seconden waar de aandacht heen moet?

Typografie, kleur en contrast
Leesbaarheid wint het vrijwel altijd van franje. Kies één basisletter en één accentletter, meer is zelden nodig. Houd voldoende regelafstand en denk mobiel-first bij je corpsgrootte. Kleur ondersteunt betekenis, niet andersom. Gebruik een beperkt palet met vaste rollen: primair voor acties, secundair voor informatie, statuskleuren voor succes, waarschuwing en fout. Controleer contrast met een eenvoudige toegankelijkheidscheck en voorzie alle betekenisvolle kleuren van een tweede signaal, zoals een icoon of label. Zo blijft je interface duidelijk voor iedereen.
Componenten, states en micro-interactie
Knoppen, invoervelden en kaarten zijn bouwstenen. Geef ze vaste staten: standaard, hover, actief, disabled en laden. Laat een knop bij het opslaan een spinnertje zien en blokkeer dubbele kliks kort; dat voorkomt fouten. Toon inline feedback bij formulieren, direct naast het veld. Microcopy helpt: “Minstens 8 tekens” is duidelijker dan “wachtwoord ongeldig”. Kleine animaties mogen, zolang ze tempo en begrip verhogen. Een zachte fade bij het openen van een modal voelt prettig, maar houd het kort. Test componenten los en in context, dan zie je snel wat wringt.
Veelgemaakte fouten en hoe je bijstuurt
Te veel keuzes op één scherm zorgen voor twijfel. Bundel acties of zet minder gebruikte opties in een contextmenu. Iconen zonder tekstlabels zijn een tweede struikelblok. Voeg labels toe of een duidelijke tooltip. Formulieren vragen vaak te veel. Begin met de velden die je echt nodig hebt en laat extra’s later volgen. Inconsistentie is de derde valkuil: drie varianten van dezelfde knop leiden af. Kies één stijl en ruim de rest op. Tot slot: test vroeg met twee of drie gebruikers. Eén observatieronde van twintig minuten levert vaak meer op dan een week pixels schuiven.

